Aan de kant!

‘Vandaag loop ik sneller dan gisteren,’ zegt Daan, terwijl hij met mam het park in loopt. ‘Als die broek niet te veel tegenwind geeft, tenminste.’
Hij heeft een sportbroekje van zijn vader aan. Een oudje met hangbillen erin. Zijn eigen broek hing nog aan de waslijn.
‘Welnee,’ zegt mam. ‘Zo groot is hij niet. Je ziet nauwelijks dat-ie van je vader is.’
‘Jij niet,’ sputtert Daan.
Nog één keer controleert mam de stopwatch. ‘Oké, ben je er klaar voor?’
‘Ja,’ zegt Daan. Gespannen tuurt hij naar het pad waar hij straks op gaat rennen.
‘Eén, twee, nú!’
Daan schiet vooruit. De eerste meters gaan altijd vanzelf. Dan moet hij zich bijna inhouden, anders komt hij in ademnood. Meetellen in zijn hoofd, dat rent het lekkerst.
Eén –twee, één-twee. Daar is de muziektent. En in de verte doemt de witte stenen bank al op. Eén- twee, één – twee.
Plotseling moet hij een scherpe draai maken. Een klein jongetje is van zijn fietsje gevallen en ligt luid krijsend op het pad. Raapt niemand dat kind op? Hij kan het niet doen, dan verliest hij te veel tijd.Achter hem klinken stemmen. Sorry jongens, denkt hij. Ik moet even mijn persoonlijk record verbeteren. Eén –twee, één – twee. Het gaat lekker zo. Langs de eenden, langs de speeltuin.
Weer even oppassen. Een oude mevrouw heeft haar tas laten vallen. Haar boodschappen liggen over het pad verspreid. Een appel rolt een heel eind door. Daar kun je lelijk over vallen.De mevrouw kijkt hem hoopvol aan. Ze denkt toch niet, dat hij … Hij schudt zijn hoofd. Ziet ze niet dat hij aan het trainen is? Hijgend komt hij door de laatste bocht. Daar zit mam. Ze zwaait al naar hem.
‘8 minuten, 21 seconden,’ roept ze.
Hij steekt zijn duim op en draaft verder. Zo, dat is goed! Ruim tien seconden sneller dan gisteren. Hij zweet trouwens wel als een gek. De druppels kriebelen langs zijn gloeiende wangen. Zijn shirt plakt aan zijn rug. En je zal zien dat zijn haar weer alle kanten op staat. Coupe windhoos.
Bij de muziekkoepel is het rustig. Het jongetje op het fietsje rijdt nu verderop. Het gaat goed vandaag. Wat zal hij een reuzetijd halen! Hij holt de laatste bocht door en dan …
Daar loopt Medina! De grootste kletskous van zijn klas. Als zíj hem ziet, met dat belachelijke haar en die tentbroek, praat morgen de hele school erover!
Hij gaat wat meer aan de kant van de struiken lopen, steeds langzamer. Ze komt echt hierheen! Nee, dit is te erg. Verstoppen! Vlug!
Daan duwt wat takken opzij en kruipt in het struikgewas. Nu pas voelt hij hoe zijn borst op en neer gaat. Loopt Medina voorbij? Nee, ze gaat op een bank zitten, ongeveer tien meter bij hem vandaan. Ze trekt een schrift uit haar tas en begint te schrijven. Haar dagboek? De nieuwste roddels? Hoe moet hij hier ooit weer wegkomen?
En kijk, daar komt ook het kleine jongetje aan. Hij gooit zijn fietsje neer en begint aan de takken te trekken. Hij loopt de struiken in. Dat gaat heel gemakkelijk, want hij kan overal onderdoor.
Medina ziet hem niet. Die zit veel te diep over haar dagboek gebogen. Maar het jongetje heeft Daan wel gezien. Blij doet hij nog een paar passen vooruit.
‘Doesj!’ zegt hij. ‘Atia!’ of zoiets.
Daan begrijpt er niets van. Maar dat kind moet daar wel weg. Voordat hij Daan verraadt.
‘Ksssst!’ zegt Daan. Hij trekt zijn engste gezicht. Maar het jongetje lacht.
‘Ga weg! Anders pak ik je fiets,’ sist Daan.
Dat vindt het jongetje niet zo leuk. Aarzelend draait hij zich om en hobbelt naar zijn fietsje. Hij pakt het stuur met zijn beide handen. Nog één keer tuurt hij de bosjes in. Dan fietst hij weg.
Medina zit nog ijverig te schrijven. Tjonge, jonge, die heeft heel wat meegemaakt.
Vijf minuten later staat ze plotseling op. Ze stopt haar schrift weg en vertrekt. Daan wacht tot ze echt uit het zicht is. Dan komt hij tevoorschijn. Mam loopt al op het pad, hem tegemoet.
‘Waar bleef je nou?’
‘Tja … eh,’ zegt Daan. Hij gaat haar echt niet vertellen over Medina. Moet je net mam hebben. Die vindt altijd dat je je nergens wat van aan moet trekken.
‘Dat jongetje daar zat vast in de struiken.’ Daan wijst in de verte. ‘Met zijn trui. Hij stond heel hard te huilen en toen heb ik hem even losgemaakt.’
‘Oooooh,’ zegt mam. Ze knikt. ‘En zijn moeder was niet in de buurt ofzo…? Nou, lief van je Daan, want je was echt op weg naar een fantastisch resultaat.’
Met een schuine blik kijkt ze naar de stopwatch. Verbeeldt hij zich dat nou of kijkt ze echt een beetje spijtig?
‘Had je soms liever gehad dat ik dat kind in de bosjes had laten huilen?’ vraagt Daan. ‘Alleen maar om mijn record te verbeteren?!’
‘Nee hoor,’ zegt mam.
Maar ze bedoelt: ‘Ja!’ Dat hoor je aan haar stem. Nou já! Moeders!